Nieuws

Bemestingsadvies voor luzerne

Gepubliceerd op
23 juni 2020

Luzerne is mogelijk een goed alternatief voor gras(-klaver) vanwege de betere productie bij droogte. Als vlinderbloemige heeft het geen stikstof nodig. Wel is voor een goede productie de kali-, zwavel- en fosfaatvoorziening extra van belang. De Adviesbasis Bemesting van de CBGV geeft aan welke bemesting luzerne nodig heeft.

Luzerne was 100 jaar geleden een belangrijk gewas met ca. 50.000 ha voor productie van paardenhooi en voor binden van stikstof. Dit is in de loop van de tijd sterk gedaald tot slechts 2.000 ha in de jaren ‘70 en ’80. Daarna is het areaal in de afgelopen decennia weer gestegen tot nu zo’n 8.000 ha. Luzerne wordt vooral geteeld in de kleigebieden, deels op akkerbouwbedrijven voor drogerijen en deels op melkveebedrijven.

Waarom luzerne telen?

Voordeel van luzerne ten opzichte van gras is dat het de bodemstructuur kan verbeteren en de ondergrond beter ontsluit door de penwortels van de plant. Deze kunnen onder de juiste omstandigheden meters diep komen. Door de diepe beworteling en de opslag van reservestoffen kan luzerne in droge periodes tot een goede productie komen. Dit is vooral van belang op zandgronden. Luzerne kan drie tot vier jaar achter elkaar geteeld worden, maar vraagt wel om een ruime rotatie met tenminste vier jaar andere gewassen. Meer informatie over de teelt van luzerne is te vinden in de Teelthandleiding luzerne en het Handboek luzerne als voedergewas.

Belang van bemesting

De witte punten op het blad geven aan dat deze luzerne  een tekort aan kali heeft.
De witte punten op het blad geven aan dat deze luzerne een tekort aan kali heeft.

Luzerne kan in symbiose met de rhizobiumbacterie stikstof binden en heeft dus geen stikstofbemesting nodig. Let op, in tegenstelling tot kleigrond is de rhizobiumbacterie voor luzerne niet op zand aanwezig en moet het zaad geënt worden. Daarbij is een voldoende hoge pH van minimaal 5,3 belangrijk. Net als andere vlinderbloemigen heeft luzerne een grote behoefte aan kali, zwavel en fosfaat. Kali heeft invloed op de opbrengst, de droogtetolerantie, de ziektegevoeligheid, de wintervastheid en de standvastigheid. Kaligebrek bij luzerne is herkenbaar aan kleine witte vlekjes aan de buitenkant van het blad (zie foto). In een later stadium worden deze vlekjes bruin en vergeelt de bladrand volledig. Fosfaat is belangrijk voor de ontwikkeling van het wortelstelsel. Bij fosfaatgebrek kleuren de luzerneplanten blauwgroen. Naast kali en fosfaat moet er op luzerne op gronden met een laag zwavelleverend vermogen (SLV) zwavel worden bemest.

Bemestingsadvies kali, zwavel en fosfaat

Het bemestingsadvies voor kali, zwavel en fosfaat is gebaseerd op de adviezen voor klaver en kunstweide en de onttrekking van het gewas. De gewasgerichte adviezen voor kali en fosfaat zijn doorgaans lager dan de onttrekkingen. Een praktisch advies is daarom te bemesten op basis van de geschatte onttrekking. Luzerne bevat circa 29 kg kali, 1,7 kg zwavel en 7,5 kg fosfaat per ton droge stof. Bij een productie van 12 ton ha is de afvoer per jaar dan circa 450 kg/ha kali, 20 kg/ha zwavel en circa 90 kg/ha fosfaat. Wanneer de productie hoger of lager is het advies om de bemesting navenant aan te passen.

Verdeling giften

Kali geef je bij voorkeur per snede, met name op zand waar het makkelijk kan uitspoelen. Op klei kan kali eventueel in het begin van het seizoen worden gegeven. Fosfaat kan in een keer gegeven. Fosfaat en kali kunnen als kunstmest worden gegeven, maar als dierlijke mest is ook goed mogelijk.

Drijfmest in luzerne

Drijfmest kan in luzerne emissiearm worden uitgereden op dezelfde wijze als op grasland. Met een jaarlijkse gift van 50 m3 rundveedrijfmest per ha, wordt voldoende kali en fosfaat gegeven voor een volledig productiejaar. Deze hoeveelheid kun je in twee giften van 25 m3 toedienen: in het vroege voorjaar (maart) wanneer het gewas nog in rust is en na de eerste of tweede snede. Belangrijk is dat de tweede drijfmestgift zo snel mogelijk na de oogst gegeven wordt (liefst de dag erna), om de uitlopers zo min mogelijk te beschadigen.