Nieuws

Verhogen eiwitbenutting met behoud van melkproductie en voersaldo

Gepubliceerd op
7 juni 2022

Zoals bekend is binnen Koeien & Kansen het streven om het re-gehalte (totaal) per kg ds op jaarbasis op 155 of lager te hebben. Bij de broers Nanne en Hains Koopman is in één jaar een tijd een sterke daling gerealiseerd. In 2020 lag de waarde nog op 171 en 2021 kwamen ze uit op 154. Welke strategie heeft tot dit resultaat geleid en welke afwegingen zijn hierin gemaakt tussen milieu en economie door deze ondernemers?

In eerste instantie is het goed om in een overzicht te zien hoe de re-gehalte over 2020 en 2021 tot stand kwamen. In onderstaande tabellen is te zien hoe de rantsoenen over de gehele veestapel op jaarbasis opgebouwd waren.

Overzicht 2020 (klik op de afbeelding)
Overzicht 2020 (klik op de afbeelding)
Overzicht 2021 (klik op de afbeelding)
Overzicht 2021 (klik op de afbeelding)

Daling re in vers gras en aangelegd kuilgras

Uit resultaten uit KringloopWijzer blijkt dat Koopman een groot aandeel vers gras in het rantsoen heeft. Dit daalde weliswaar van 26% naar 21%, maar dit ligt duidelijk hoger dan het Nederlandse gemiddelde van 11%. Koopman streeft nadrukkelijk naar véél vers gras in het rantsoen vanwege de economische voordelen. Zij passen dan ook weidegang en zomerstalvoeren toe.

Re-t in kuilgras

In het gevoerde kuilgras daalde het re gehalte van 173 naar 168. De daling bij de aangelegde kuilen was echter veel groter, deze daalde van 182 naar 157. Dit zal in de rantsoenen van 2022 ook nog effect hebben. De daling heeft twee oorzaken

  1. De eerste snede was zeer laat geoogst door de natte weersomstandigheden in het voorjaar van 2021. Dit leidde automatisch tot een interessant praktijkproef, namelijk ‘hoe om te gaan met een laag re in het ruwvoer’. Hoe speel je daar op in en wat betekent zo’n zware snede op het ruw eiwitgehalte, maar ook op de energiewaarde. Volgens Koopman is het makkelijker vanuit een lager re gehalte in de basis opwaarts bij te sturen naar het doel van 155 re dan vanuit een hoge basis neerwaarts bij te sturen.
  2. Het lagere kunstmestgebruik (100 kg N / ha, referentie 148 kg. In combinatie met gerichte inzet van klaver heeft dit geresulteerd in een hoge benutting van N maar een relatief lage totale productie van N en re (10.020 kg ds en 257 kg N per ha). Dat laatste zou Koopman liever hoger zien omdat eigen geteeld eiwit goedkoper is dan aangekocht eiwit. Aan dit aspect gaan ze het komende jaar werken.

Inzet van overig ruwvoer en bijproducten

De hamvraag is: waarom worden bepaalde bijproducten wél of niet gevoerd? Koopman baseert dit heel duidelijk op het principe dat het basisrantsoen zoveel mogelijk passend gemaakt moet worden op snelheid, zetmeel en re. In 2021 paste bierbostel bijvoorbeeld niet omdat meer snelheid nodig was en daarom werd tarwegistconcentraat ingezet. Corngold (natte maisgluten) wordt gevoerd omdat het qua snelheid, behoefte aan zetmeelaanvulling en een niet al te hoog re-gehalte een goede combinatie vormde met de overige voedermiddelen in het basisrantsoen.

Krachtvoer

Het re gehalte in het krachtvoer (mengvoer) was gedaald van 189 naar 177. Het betreft altijd eigen samenstellingen waarbij de nutriëntwaarden worden aangepast aan de rantsoensituatie en de voedingstechnische wensen, in combinatie met gerichte inzet van bijproducten. Het betreft een combinatie van twee soorten brok, een productiebrok met 139 re (165 ton) en een eiwitbrok met 206 re (24 ton). De eiwitbrok is € 6 duurder dan de productiebrok, dus ook om die reden wil Koopman zo weinig mogelijk eiwitbrok inzetten.

Het krachtvoeraandeel in het rantsoen is wel hoger geworden. De hoeveelheid krachtvoer op 88% ds-basis / 100 kg melk is gestegen van ± 20 kg in voorgaande jaren naar 25 kg in 2021.

Deze stijging is gebaseerd op de gekozen voerstrategie door Koopman, waarbij ze uitgaan van een verantwoord lage gift maar wél inspelen op omstandigheden en het hogere doel: optimalisatie van het voersaldo per koe op korte én lange termijn. De indruk is dat bij de hele lage krachtvoergiften zoals in het verleden én lage gehalten aan zetmeel, de conditie van de koeien onder druk kwam te staan. Uiteindelijk resulteerde dat ook weer in een lagere melkproductie en druk op de gezondheid.

Ondanks de hogere krachtvoergift heeft Koopman de voerkostenstijging beperkt weten te houden, van 8,0 cent (2020) naar 9,6 cent per kilogram melk (2021). In combinatie met de iets gestegen melkproductie is het voersaldo per koe niet gedaald. Bij de evaluatie van de eiwitstrategie is dit voersaldo voor Koopman van wezenlijk belang.

Gevolgen voor TAN en NH3?

Uiteindelijk heeft efficiënt eiwitmanagement natuurlijk ook als doel om de NH3 emissie te verlagen. Bij Koopman zien we duidelijk dat de TAN productie per ton melk daalt van 11,1 naar 9,3 kg (ref = 11,6). Per GVE daalt deze van 81,0 naar 67,2 kg (ref = 80,4). Daarmee is een belangrijke basis gelegd onder de emissie van NH3 van 29,3 kg per GVE naar 25,9 kg. Een zeer goed resultaat.

Hoe sturen naar juiste waarde in 2022?

Managen van stikstof en eiwit op het melkveebedrijf is complexe materie. Voor Koopman is het belangrijk om de juiste waarden ook in 2022 te realiseren. Dit doen zij door:

  • Maaistadia en bemesting zó op elkaar af te stemmen dat het re-gehalte in het gras op 160 – 170 uitkomt terwijl de VEM waarde hoog genoeg blijft (> 900).
  • Goed afgewogen keuzes maken in bijproducten en bijsturen in re-gehalte van de mengvoeders. Zij monitoren veel in de praktijk en zijn alert op mest, gras, weersomstandigheden en houden het ureumgehalte nauwlettend in de gaten. De verhouding tussen de voeders wordt per 3 dagen eventueel aangepast. Dat vraagt dus best veel aandacht.
  • 155 re in het totale rantsoen blijft daarbij het richtpunt. Dat betekent in het melkveerantsoen iets hoger (+/- 157) en in de rantsoenen voor jongvee en droge koeien iets lager (op de norm per groep) gaan zitten.
  • Benutting van uitgereden mest optimaliseren door inzet van water. Een halogeendroger is aanwezig en daarmee wordt het ds-gehalte gecheckt en bijgestuurd op 6%.