Nieuws

Integraal maatregelenpakket op sectorniveau kan reductie van 28% ammoniak emissie uit de melkveehouderij opleveren

Gepubliceerd op
7 juni 2021

Dit blijkt uit de doorrekening die Wageningen University & Research gemaakt heeft in opdracht van LTO Nederland, de Nederlandse Zuivel Organisatie, Rabobank en NAJK. De opdrachtgevers hebben gevraagd om een integraal pakket aan maatregelen door te rekenen op verwachte reductie van ammoniakemissie uit de Nederlandse melkveehouderij, inclusief de bijbehorende economische consequenties. Bij de doorrekening is uitgegaan van een basisscenario rond de verwachte ontwikkeling van de Nederlandse melkveesector waarbij het huidige beleid en gedrag worden voortgezet.

Het pakket aan maatregelen kan als realistisch worden getypeerd omdat de wijzigingen ten opzichte van de huidige gemiddelde praktijk mogelijk lijken zonder grote systeemveranderingen. Op het niveau van individuele bedrijven bezien, zijn verdergaande maatregelen zeker denkbaar. Binnen het pakket aan maatregelen wordt er echter wel vanuit gegaan dat 100% van de bedrijven meedoet. De onderzoekers van  Wageningen Economic Research en Wageningen Livestock Research concluderen verder dat realisatie van die implementatiegraad, gerichte en gecoördineerde sturing vergt, zowel vanuit overheden als het bedrijfsleven.

Welke maatregelen zijn opgenomen in het doorgerekende pakket?

  1. Stalmaatregelen: alle in 2030 aanwezige bedrijven hebben emissiearme stallen voor melkkoeien met gemiddeld een emissiefactor van 8,6 kg NH3 per dierplaats.
  2. Managementmaatregelen:
    1. Weidegang: het gemiddeld aantal uren weidegang per melkkoe per jaar op sectorniveau neemt met 11% toe van 1.056 naar 1.177 uur.
    2. Bemesting: toename van aandeel emissie-arme technieken, verdunning met 50% water op 100% van het grasland op klei en veen en 75% van het grasland op zandgrond.
    3. Voeding: het ruw-eiwitgehalte van de rantsoenen (inclusief jongvee) daalt van gemiddeld 169 gram per kg ds naar 162 gram per kg droge stof via optimalisatie binnen het bedrijfssysteem.
  3. Structuurmaatregelen: extra grond onder de bedrijven, gemiddeld geen verdere stijging van de veebezetting (koeien / hectare) ten opzichte van beginsituatie.

Hoeveel ammoniak reductie is hiermee mogelijk?

Toepassen van deze maatregelen leidt volgens de berekeningen tot een reductie van 28% aan ammoniak (NH3) uitstoot in 2030 ten opzichte van 2018. Hierbij is, zoals in het genoemde basisscenario, rekening gehouden met een daling van 7% van het aantal melkkoeien en 15% van het aantal stuks jongvee ten opzichte van 2018. De daling van het aantal koeien komt door afroming en een deel opkoop van fosfaatrechten én door de verwachte stijging van de melkproductie per koe.

Wat gaat dit kosten?

De berekende extra investering voor emissie-reducerende maatregelen in stallen, wateropslag en grond bedraagt op sectorniveau 1,3 miljard euro. Het totaaleffect op het economisch resultaat van melkveebedrijven bedraagt gemiddeld -1,07 euro per 100 kg melk. Dit bedrag is opgebouwd uit de jaarkosten van bovengenoemde emissie-reducerende investeringen (-0,75 euro per 100 kg melk) en een daling van het saldo (-0,32 euro per 100 kg melk). De daling van het saldo is een gecombineerd effect van de emissie reducerende managementmaatregelen én de groei van bedrijven. Een belangrijke verklaring voor de daling van het saldo is dat de voerkosten toenemen door een hogere melkproductie per hectare. Omdat de marges per kg melk gemiddeld klein zijn, is het berekende totaaleffect op het economisch resultaat van melkveebedrijven substantieel.

Beter onderbouwd beeld van de technische mogelijkheden en consequenties

Met deze doorrekening ontstaat een beter onderbouwd beeld van de mogelijkheden voor reductie van ammoniakemissie uit de Nederlandse melkveehouderij als op grote schaal (technische) maatregelen worden doorgevoerd. Ook brengt de doorrekening de economische consequenties in beeld.

Het onderzoek gaat uit van effecten zoals gerapporteerd in bestaande literatuur en rekenmodellen, zowel voor effecten van aangepaste bedrijfsvoering als van aangepaste stallen. Andere uitgangspunten rond effecten leiden tot andere resultaten. Er is gerekend met individuele bedrijfscasussen. Hierdoor worden maatregelen op bedrijfsniveau concreet gemaakt en kon rekening gehouden worden met verschillen tussen bedrijven en interacties tussen maatregelen. Er is in de beperkte doorlooptijd van het onderzoek geen gevoeligheidsanalyse uitgevoerd of bandbreedte in beeld gebracht.