Nieuws

CVB past berekening bestendig zetmeel en eiwit in snijmaïskuil aan

Gepubliceerd op
21 januari 2020

Vanaf het moment van inkuilen neemt het percentage bestendig zetmeel en bestendig eiwit in snijmaïssilage geleidelijk af en stijgt het gehalte aan fermenteerbare organische stof (FOS). Het gehalte pensafbreekbaar zetmeel in de kuil stijgt tijdens de conservering, waardoor het risico op pensverzuring bij het vervoederen van de kuil toeneemt naarmate de tijd verstrijkt. "Het kan dan zinvol zijn om een maximum te stellen aan het gehalte aan suikers en afbreekbaar zetmeel in het rantsoen", zegt Johan de Boever van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek in Vlaanderen (ILVO), "zeker op bedrijven waar veel maïskuil verstrekt wordt".

Kort na inkuilen bevat de silage nog veel bestendig zetmeel, waardoor in zeer maïsrijke rantsoenen de verteringscapaciteit van de dunne darm overschreden kan worden. Toevoeging van een amylase aan het rantsoen kan dan zinvol zijn.

"Het percentage bestendig zetmeel (%BZET) en bestendig eiwit (%BRE) in een snijmaïssilage  hangt af van de maïscultivar (melig of glazig endosperm), de rijpheid van de maïs (het drogestofgehalte) bij de oogst, de haksellengte en de duur van inkuilen", legt De Boever uit.

De invloed van inkuilduur op de bestendigheid van zetmeel en eiwit

Bij het ILVO is de invloed van inkuilduur op de bestendigheid van zetmeel en eiwit nader onderzocht. Zes maïscultivars, geoogst in twee rijpheidsstadia, werden gedurende verschillende periodes ingekuild. Hieruit bleek dat %BZET en %BRE na zes maanden in de kuil significant was afgenomen en dat het effect van inkuilduur sterker was bij drogere kuilen. De Boever verwerkte de data van deze en andere inkuilexperimenten modelmatig en kwam tot de conclusie dat na elf maanden inkuilen een plateau-waarde werd bereikt van 17,4 %BZET, ten opzichte van 30 tot 37 %BZET bij inkuilen van maïs met respectievelijk 32 en 44% DS.

Op basis van bijna 2.500 analyses gedurende de laatste 5 jaar afkomstig van Eurofins paste het CVB de drogestofclassificaties van maïskuilen in de CVB-tabel aan. De nieuwe data zijn inmiddels ook verwerkt in de Voederwaardecalculator, waarmee op basis van het drogestofgehalte en de inkuilduur de snijmaïssilagekenmerken (BZET, BRE, FOS, DVE en OEB) worden voorspeld. De nieuwe inzichten in het verloop van %BZET en %BRE in snijmaïskuil hebben geringe effecten op DVE en OEB.